dinsdag 30 december 2008

King Crimson


Wat voor The Beatles en David Bowie geldt, geldt ook voor King Crimson. Het is onmogelijk één album uit te kiezen. Net als de eerstgenoemde artiesten heeft deze band een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Elk album, met uitzondering van de eerste twee, was totaal anders dan de vorige. Wellicht had dat te maken met het feit dat elke plaat de bezetting van de groep wisselde. Om kort te gaan, gitarist Robert Fripp is al die jaren sinds 1969 de enige constante factor geweest. Adrian Belew is sinds 1981 permanent lid. Je kunt King Crimson om die reden eigenlijk geen band noemen, eerder een project. Of zoals meester Fripp het zelf zegt: "King Crimson is a way of doing things. " Alle muzikanten die er al of niet vast deel van uitmaken, komen eens in de zoveel jaar bij elkaar in de studio om een plaat te maken. Vervolgens gaat men uitgebreid toeren door met name de VS, Europa en Japan. Vaak komt daar weer een live-album van uit met uitvoeringen die meestal sterk afwijken van de studioversies door de vele variaties en improvisaties, die soms zelf totaal nieuwe nummers opleveren die op geen studioalbum te vinden zijn. Een must voor de liefhebber dus.
Veel mensen hebben nooit van King Crimson gehoord. Dat verbaast mij niets. Behalve met hun eerste magistrale album "In the Court of the Crimson King", uit 1969 dus, hebben zij nooit echt commercieel succes gekend. Niet omdat ze niet goed genoeg zouden zijn, maar omdat Robert Fripp c.s. dat succes niet nastreefden. Zij streefden slechts hun eigen muzikale ambities na. En die weken af van de gangbare norm. Hun norm was progressieve muziek. Inderdaad, de al eerder aangehaalde progrock. Al heeft Fripp om onduidelijke redenen een hekel aan die kwalificatie. Hun debuut "In the Court of the Crimson King" wordt door velen gezien als de eerste echte progrockplaat. Lange nummers, wisselende tempi, karrevrachten vol mellotron, mystieke teksten. Ze hadden zelfs een aparte tekstdichter in dienst die verder op de plaat niet meespeelde: Peter (of Pete) Sinfield. Hun muziek is na deze elpee echter zo apart gebleven, dat het grote publiek zich er niet aan waagde. Maar de lezer weet inmiddels wel dat ik lak heb aan alles wat 'gangbaar' is. Hun tweede plaat "In the Wake of Poseidon" leek zoals gezegd wat op hun eersteling, al zaten de jazzy trekjes uit opvolger "Lizard" (beide uit 1970; ook KC was erg productief in hun beginjaren, ondanks alle personeelswisselingen) er al in.
Slechts dertien officiële studioalbums tot aan 2003 ("The Power to Believe", voorlopig hun laatste uiting) zijn er verschenen. Dertien platen in bijna veertig jaar tijd? Is dat niet wat weinig denkt u misschien? Vergeet u niet, dat alle (wisselende) leden hun eigen projecten, al dan niet soloprojecten, hebben. De discografie van bijvoorbeeld opperhoofd Fripp is immens. Hij heeft samengewerkt met artiesten als David Bowie (zie mijn artikel over hem), Peter Gabriel en Talking Heads. Ook heeft de man albums uitgebracht met Brian Eno (ex-Roxy Music), David Sylvian (ex-Japan) en Andy Summers (The Police) en natuurlijk heeft hij ook platen uitgebracht onder zijn eigen naam, al werken daar vaak andere artiesten aan mee. Zingen doet hij namelijk geen noot, dus nodigt hij gastzangers uit. En dat is het gekke aan Robert Fripp. Hij is aan de ene kant een enorme einzelgänger en perfectionist, maar aan de andere kant werkt hij toch het liefst met andere artiesten samen. Op het podium zult u hem echter alleen achterin in een donker hoekje aantreffen. Uit de schijnwerpers. Laat die maar over aan de zanger of de overige muzikanten. Tot slot geeft hij al jaren workshops voor jonge, veelbelovende gitaristen onder de titel "Guitar Craft".
Schrijven over muziek is leuk, maar muziek moeten je vooral beluisteren. Dit blog heeft voornamelijk de bedoeling u nieuwsgierig te maken. Verwacht echter niet dat u KC onmiddelijk goed zult vinden. Het is even wennen en misschien went u er wel nooit aan, al luistert u nog zo vaak. Ook is het mogelijk dat u geen zin heeft om de moeite te nemen om hun muziek te bemachtigen, al dan niet legaal.
Goed, laat ik een kleine poging wagen hun muziek te beschrijven. Rustig, hysterisch, zacht, snoeihard, klassiek, jazzy, ballad, experiment. Snapt u het? Als ik in uw schoenen stond, snapte ik er geen barst van. Nou ja, misschien is dat wel de beste omschrijving. Dat King Crimson niet te omschrijven is. Oordeelt u zelf, of niet.

maandag 22 december 2008

The Beatles


Vooruit dan maar. Ik had ze tot later willen bewaren, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. The Beatles. Wat moet ik nog over hen schrijven? Alles is al zo'n beetje gezegd en geschreven over "The Fab Four" uit Liverpool. In de eerste helft van de jaren zestig een groep met simpele liefdesliedjes waar hele hordes meisjes gillend voor in de rij stonden. Maar dat is niet waarom ze nu nog steeds door vele popartiesten als hun voorvaderen worden gezien. Dat is met name te danken aan hun tweede periode, de tweede helft van diezelfde jaren zestig. Hoewel ook al uit die eenvoudige nummers uit hun begintijd hun compositorisch vermogen naar voren kwam. Vanaf "Rubber Soul" in 1965 begon zich echter een lichte ommekeer af te tekenen die met de opvolger "Revolver" uit 1966 zelfs nog duidelijker werd, ook in de titel. Volgens velen een revolutionairder album dan de beroemde "Sgt. Pepper's" uit 1967. Op "Revolver" wordt hevig geëxperimenteerd met tapeloops en achterstevoren afgedraaide gitaren. Ook blijkt reeds de invloed van George Harrison die de sitar uit India introduceert in maar liefst twee nummers, te weten "Love You To" en "Tomorrow Never Knows". Dat laatste nummer is wat mij betreft de allereerste progrocksong ooit. De sitar, de 'reversed guitars', de vreemde geluiden, de wat eentonige melodie. Nog geen epische lengte en wisselende tempi, maar verder vernieuwend in alles.
"Rubber Soul", "Revolver", "Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band", "Magical Mystery Tour", "The Beatles" (ook wel "The White Album" genoemd, een dubbelelpee) en last but not least "Abbey Road", hun magistrale zwanenzang uit 1969. En het album "Let It Be" uit 1970 dan? Dat was oneerbiedig gezegd een samenraapsel van overblijfsels uit opnamesessies, overgoten met een Phil Spectorsausje. Een door velen verguisde producer, maar jongens, wat een overblijfsels! Wanneer je door de geluidsmuur van Spector heenluistert hoor je een band die niet in staat was slechte nummers te schrijven. Op deze plaat staan juweeltjes als het titelnummer "Let It Be", "The Long and Winding Road", "Across The Universe" en "Get Back". Stuk voor stuk Beatlesklassiekers. In 2003 heeft Sir Paul McCartney ervoor gezorgd dat er een sobere versie van dit album uitkwam, onder de voor de hand liggende titel "Let It Be ... Naked". Geen overdadige producertrucjes, maar de Beatles zoals ze volgens mij horen te klinken. Alsof ze in je huiskamer een miniconcertje geven. Eén, twee, drie en spelen maar. De geluidskwaliteit is ook nog eens opgepoetst, zodat het lijkt of deze inmiddels veertig jaar oude opnamen werkelijk in 2003 zijn gemaakt! Petje af.
Met diep respect kijk ik terug op een groep die de popmuziek blijvend heeft veranderd. Electric Light Orchestra, 10cc, Oasis, Coldplay, van de jaren zeventig tot nu zijn bands beïnvloed door The Beatles. Twee van de vier zijn dood en de derde is onzeker, gelet op de "Paul is dead"-theorie, maar hoe het ook zij, hun muziek blijft, net als die van Bach en Mozart. Met dat voordeel dat hun muziek rechtstreeks te beluisteren is en die van B & M slechts via de interpretatie van klassiek geschoolde musici.

donderdag 18 december 2008

David Bowie


Wat The Beatles waren voor de jaren zestig, dat was David Bowie voor de jaren zeventig. Eigenzinnig en vooruitstrevend. Om slechts één plaat uit te kiezen van deze kameleon is onmogelijk. Elke twee, drie platen een ander imago, een andere muziekstijl. Deze man was niet bij te houden. Bracht soms wel twee of drie elpees in één jaar uit, samenwerkingen met andere artiesten meegerekend. Het jaar 1977 was wel het summum van Bowie-creativiteit: "Low" en "Heroes" van hemzelf en "The Idiot" en "Lust for Life" van Iggy Pop.
Helaas werd het na 1983 ("Let's Dance") snel minder met de kwaliteit van zijn albums. Medio jaren negentig tot 2003 (tot nu toe zijn laatste muziekuiting) leefde zijn muziek weer enigszins op, maar de jaren zeventig zijn toch wel dé jaren van Bowie, geboren David Robert Jones: http://nl.wikipedia.org/wiki/David_Bowie. Maar wat maakt het uit, als de Beatles niet in 1970 waren opgeheven, waren ze wellicht ook teruggevallen. Ze hebben net lang genoeg bestaan. Maar als soloartiest besta je zolang als je leeft, dus ga je door. In dit stukje beperk ik mij tot Bowie's topjaren, en wel tot die albums die ik als zijn beste beschouw.
In 1971 verscheen "Hunky Dory", een verzameling korte en melodieuze popsongs, waaronder het schitterende "Life on Mars", maar ook hits als "Changes" en "Oh! You Pretty Things". Daarnaast ingehouden, rustige nummers over Bob Dylan en Andy Warhol en een gedicht op muziek, "Eight Line Poem".
In 1972 zag "The Rise and Fall of Ziggy Stardust and The Spiders from Mars" het levenslicht. Zeg maar de "Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band" (The Beatles) van David Bowie. Een conceptalbum met een Bowie die geen Bowie heet, maar Ziggy Stardust, een lange titel met de naam van een andere band erin, thematisch gelieerde nummers en een slotnummer "Rock 'n Roll Suicide" dat qua structuur en slot sterk doet denken aan het slotnummer van "Sgt. Pepper's", namelijk "A day in the Life". Verschrikkelijk goed album. Een aaneenschakeling van louter goede popsongs. Aanstekelijk. Het openingsnummer "Five Years" bezorgt mij kippenvel.
In 1973, nog een Ziggy-album getiteld "Aladdin Sane" ("A Lad Insane", ofwel een gestoorde gozer?). Alle nummers geschreven tijdens Bowie's Ziggy Stardusttour door de VS. Daarom zijn de titels voorzien van Amerikaanse plaatsnamen. Daar werden ze namelijk geschreven. Uitstekend pianospel van Mick Ronson, vooral in het schitterende "Time" en een cover van de Stones: "Let's Spend the Night Together" (gelukkig heeft Bowie ook Beatlesnummers gezongen en met John Lennon samengewerkt in het nummer "Fame" op een andere elpee).
In 1977 zoals gezegd twee eigen elpees, te weten "Low" en "Heroes". Dit was het jaar dat David Bowie veel in Berlijn te vinden was. De doemachtige sfeer die de muur, die toen nog overeind stond, uitstraalde is voelbaar in veel van de voornamelijk instrumentale stukken. Want dat hebben deze twee albums gemeen: kant één bevat korte en vocale nummers, kant twee langere, instrumentale nummers, met hooguit wat gehum. Het titelnummer "Heroes" ("standing by the wall"), één van de beste pophits ooit, "V2-Schneider", "Sense of Doubt", ze ademen allemaal de sfeer van Tweede Wereldoorlog en DDR.
Kortom, ook al heeft Bowie dit niveau later niet meer kunnen evenaren, deze vier albums, en ook de andere, niet besproken LP's uit de jaren zeventig, staan nog steeds als een huis.

maandag 15 december 2008

"The Best ... Genesis"

Om even bij de progressieve muziek te blijven, de hiervoor beschreven plaat heb ik alleen maar bij mijn tante en nicht thuis beluisterd. Ik kocht hem dus niet. Ook kende ik de term progressieve muziek nog niet, laat staan dat ik wist dat Earth and Fire daartoe behoorde. Ik hoorde de term voor het eerst van een aantal klasgenoten van de middelbare school. Na af en toe bij hen thuis wat beluisterd te hebben, besloot ik tot aankoop van mijn eerste echte progrockplaat. Dat was in 1977. Genesis was een Engelse band die samen met Yes het meest geroemd werd door mijn schoolgenoten. Ik koos voor Genesis en wel voor een vriendelijk geprijsd dubbelalbum getiteld "The Best ... Genesis", op het mij onbekende label Buddah (terwijl Genesis eigenlijk bij het label Charisma zat). Thuis meteen op de draaitafel gelegd. Ondanks de niet zo geweldige persing, die wat gerommel veroorzaakte (dat had je wel eens met een LP, een CD klinkt altijd goed), dat echter alleen hoorbaar was in de zachtere passages, werd ik enorm gegrepen door die wat vreemde muziek. Afwisselend hard en zacht, wisselende tempi, sprookjesachtige teksten, korte en lange nummers door elkaar, de alom aanwezige orgels en mellotrons (http://nl.wikipedia.org/wiki/Mellotron). Alles bij elkaar creëerde het een mystieke sfeer die mij niet meer losliet. En hoe vaker ik de twee LP's draaide, hoe beter ik de muziek ging vinden. Pas veel later begreep ik via via dat het geen compilatiealbum betrof, zoals de titel suggereerde, maar twee originele studioalbums in één verpakking voor een zacht prijsje. Het ging om de albums "Nursery Cryme" (met "y" in plaats van "i", als kruising tussen "crime" = misdaad en "nursery rhyme" = kinderliedje) uit 1971 en "Foxtrot" uit 1972. Ook nu nog wordt "Foxtrot" als het betere album bestempeld, maar ik kan geen keus maken tussen deze twee titels. Omdat ik ze als dubbelalbum had gekocht, ben ik ze ook als zodanig blijven beschouwen en zijn ze me beide even lief. Zeker omdat het twee oorspronkelijke platen zijn en geen compilaties, is het des te bewonderenswaardiger dat er geen enkel slecht nummer op te vinden is. Ik moet zeggen dat ik die ook op de twee opvolgers "Selling England by the Pound" (1973) en "The Lamb Lies Down on Broadway" (1974; wèl een echt dubbelalbum) evenmin heb aangetroffen. Naar mijn oordeel geen 'fillers' zoals ze die noemen, vullers dus. Knap, in slechts vier jaar tijd vijf ("The Lamb" als twee gerekend) platen uitbrengen, zonder één slecht nummer! Na "The Lamb" verliet zanger Peter Gabriel de band om een, weten we inmiddels, succesvolle solocarrière te beginnen. Drummer Phil Collins nam het roer over en de rest kennen we. Genesis werd een doorslaand commercieel succes, als duurde het nog tot de derde plaat zonder Gabriel ("And Then There Were Three" uit 1977; nadat ook gitarist Steve Hackett de groep had verlaten, bleven er nog maar drie leden over) voordat de groep definitief doorbrak naar het grote publiek met de hit "Follow You Follow Me".
Dit dubbelalbum, "The Best ... Genesis", allang vervangen door twee aparte CD's, bezet echter een warm plekje in mijn hart. Het was immers mijn eerste echte kennismaking, even afgezien van Earth and Fire, met de progressieve muziek. Ook al zijn de platen inmiddels 36 en 37 jaar oud, ik mag er nog graag regelmatig naar luisteren. De Beatles ken ik al veertig jaar en die vind ik ook nog steeds geweldig. Maar over hen later meer.

zondag 14 december 2008

Earth and Fire - "To the World of the Future"


Ik heb een zwak voor wat men noemt de 'progrock'. Dat staat voor progressive rock, de wat bombastische, intellectuele muziek van de eerste helft van de jaren zeventig. Veel lange nummers, soms wel een LP-kant lang (er waren nog geen CD's), doordachte teksten over fantasiewerelden, sprookjesfiguren en science fiction, veel invloeden uit de klassieke muziek en de jazz, weet u nog? Denk aan Genesis (met Peter Gabriel), Yes, Emerson Lake and Palmer, Jethro Tull, Gentle Giant, King Crimson en meer van die bands. In Nederland hadden wij Kayak, Focus en ... Earth and Fire, niet te verwarren met Earth, Wind and Fire. Nee, Earth and Fire, progrock van Hollandse bodem. Zangeres was de nu vooral van Idols bekende Jerney Kaagman, toen nog jong en aantrekkelijk. Het album dat ik hier bespreek is mijn favoriet.
Ik hoorde de plaat voor eerst toen hij net uit was in 1975. Ik was 15 jaar. De vriend (nu echtgenoot) van mijn nicht had hem gekocht en ik luisterde er naar met de koptelefoon. De mysterieuze synthesizerklanken leidden mij een fantasiewereld uit de toekomst binnen en ik werd er volledig in opgenomen. Vooral het nummer "Voice from Yonder", met die mysterieuze stem in tegenfase die zo uit de toekomst of uit het hiernamaals leek te komen, fascineerde mij enorm. Later bleek dat de meeste liefhebbers van E&F de voorgangers van deze plaat, respectievelijk "Song of the Marching Children" (1971) en "Atlantis" (1973), beter beoordeelden. Misschien komt het doordat dit de eerste E&F-plaat was waarmee ik kennis maakte, maar ik blijf "TtWotF" toch het beste album van deze band vinden. Drie 'epics', dat wil zeggen langere nummers, dus van epische lengte, twee hits, te weten "Only Time Will Tell" en "Love of Life" en twee eveneens kortere, minder bekende nummers, maar allemaal hebben ze één ding gelijk: de fantastisch mooie melodieën. Compositorisch vind ik E&F hier op hun hoogtepunt, van de eerste synthklanken tot het laatste slotakkoord. Op http://www.progarchives.com/album.asp?id=5969 krijgt deze plaat gemiddeld niet de hoogste waardering, maar van mij krijgt hij vijf sterren, dus het maximum aantal. Helaas is het niveau van de groep hierna snel minder geworden. Dat doet echter niets af aan deze topper!